Auditieve Handicap

Auditieve handicap in België

Van de Belgische bevolking heeft 10 % een blijvend gehoorprobleem. Bovendien wordt er verwacht dat dit cijfer nog stijgt door de vergrijzing van de bevolking en de toenemende lawaaipollutie die vooral jongeren treft. Doofheid of slechthorendheid kan aangeboren zijn, maar het grootste deel van de gehoorproblemen is 'verworven'. Het gaat hier meestal om aandoeningen in het binnenoor als gevolg van een ziekte, trauma, toxische medicatie, erfelijkheid,… Een deel van de mensen met een aangeboren gehoorstoornis gebruikt gebarentaal. In Vlaanderen wordt dit aantal geschat op zesduizend. Vele slechthorende en dove mensen communiceren 'oraal', d.w.z. dat ze proberen hun gehoorresten maximaal te gebruiken met behulp van hoorapparaten of een cochleaire inplant, dit in combinatie met spraakafzien (liplezen).

Typische kenmerken

Kinderen en jongeren met een auditieve handicap voelen zich in veel situaties onzeker en hebben het wel eens moeilijk met de interpretatie van de wereld om zich heen. Daardoor zullen ze zich sneller onveilig gaan voelen. Veel gebeurtenissen doen zich voor hen onverwacht voor. Denk maar aan een auto die pas op het laatste moment opgemerkt wordt.

Ieder van ons leert op school, thuis en in de vrije tijd dat wat niet door de beugel kan, meestal niet duidelijk gemaakt wordt in formele gesprekken, maar juist in korte opmerkingen of in een grapje met een bepaalde intonatie. Ook de groepsvorming en het gevoel van verbondenheid dat daarmee gepaard gaat, ontstaan onder andere door het begrijpen van en het meedoen aan dat soort van impliciete communicatie. Slechthorende kinderen en jongeren worden hierin door hun handicap sterk beperkt

En hoe ga je hier mee om?

  • Noem eerst de naam van de slechthorende of raak hem/haar even aan. Zo weet hij/zij dat je met hem/haar wilt praten.
  • Kijk de slechthorende aan als je tegen hem/haar spreekt. Voel je niet bekeken als hij/zij je strak aankijkt.
  • Spreek langzaam en rustig. Houd geen hand voor je mond en zorg ervoor dat je niets in je mond hebt (ook geen kauwgom). Dit maakt het liplezen anders alleen maar moeilijker.
  • Spreek duidelijk, maar zonder overdreven bewegingen met de mond te maken. Praat zo veel mogelijk met je ‘natuurlijke’ gebaren en mimiek.
  • Spreek niet rechtstreeks in een hoorapparaat. Het is slechts een hulpmiddel dat klanken versterkt, ook van de omgeving.
  • Roep nooit tegen een slechthorende. Het geluid wordt dan vervormd.
  • Zorg voor een goed verlichte plaats.
  • Vermijd tegenlicht en achtergrondlawaai.
  • Heb geduld als je iets moet herhalen. Zeg hetzelfde woord nooit vaker dan twee keer. Gebruik de volgende keer liever een omschrijving.
  • Lach de slechthorende niet uit als hij/zij iets verkeerd begrepen heeft.
  • Gebarentaal is leuk maar geen must. Sta er open voor om enkele gebaren te leren van kinderen of jongeren met een auditieve handicap.
Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License